STICHTING ORANJEWOUD HISTORIE

Vijfenzeventig jaar vrede

Interview door Ingrid Struijk, overgenomen uit de ‘Wâldknyn’, waarin speciaal aandacht voor driekwart eeuw vrede in Nederland.

Het begon allemaal met de foto van dit krantenknipsel die Henk Mulder op de Facebookpagina van Oranjewoud Historie had gedeeld. Mevrouw Hennie Roffel van de Binnenweg reageerde dat zij deel had uitgemaakt van de uitwisselingsgroep die naar Rotterdam was geweest.

Ik weet er niet zoveel meer van hoor,” zegt mevrouw Roffel als ik haar aan de lijn heb. “Het is zo lang geleden.” Ja, precies 74 jaar geleden is het dat de eerste leerlingen van de hoogste klas van de Albertine Agnesschool (het was uiteraard een combinatieklas van 5 en 6) onder leiding van hoofdmeester Visser en de hoogste klas van een Rotterdamse school onder leiding van hoofdmeester Bos bij elkaar gingen logeren, wel een week.

Hennie in Rotterdam met Leo, het broertje van Kitty.

Wereldreis

Voor Hennie Roffel en haar klasgenootjes was het niet minder dan een wereldreis: naar Rotterdam! Zo ver was nog niemand geweest. De verste reis die Hennie ooit had gemaakt was voor een logeerpartij bij haar pake en beppe in Echtenerbrug. Alles in Rotterdam maakte grote indruk. In de eerste plaats hun logeeradres: dat was voor iedereen op een bovenwoning, je moest met een trap naar boven. Je had daar helemaal geen tuin of weiland om te spelen. Maar opgesloten hebben zij zich absoluut niet gevoeld, want ze hadden een overvol programma met de bezienswaardigheden van Rotterdam.

Bezienswaardigheden

De Maastunnel was net geopend, en Hennie herinnert zich hoe ze er te voet doorheen gingen. Ze kregen ook een rondleiding op het mariniersschip De Willem Ruys. Die zou later nog naar Nederlands Indië varen om daar oorlog te voeren. En daar liep jij dan als twaalfjarig meisje op rond. Verder bezochten ze natuurlijk diergaarde Blijdorp. Natuurlijk hadden ze in Oranjewoud genoeg wilde dieren gezien: reeën, dassen, eekhoorns, konijnen en hazen, noem maar op. Maar olifanten, apen en beren, dat kenden ze alleen uit de boeken. Of ze destijds ook een helmkasuaris hadden gezien? Dat weet Hennie niet meer.

Toen de jonge wereldreizigers weer in It Oranjewâld arriveerden, hingen hun ouders, broers en zusjes aan hun lippen. Die hadden pas wat beleefd….! De kleine zwartwit foto’s met gekartelde randjes werden zorgvuldig in het familiealbum geplakt.

'Het jolige drietal' staat er op deze foto geschreven. Hennie, Kitty en Leni op het paard in de wei waar in 1960 de huidige woningen aan de Binnenweg/Parkweg werden gebouwd
Hennie (links) met Leni in de wei

Dan joeg de sneeuw dwars door het pannendak

Belevenissen in Oranjewoud

Was dat ook het geval voor de Rotterdammertjes die een weekje naar Oranjewoud kwamen? Viel er hier ook iets te beleven? “O zeker wel,” zegt Hennie, “maar dat was van een andere orde.”  Hennie herinnert zich eigenlijk niet meer welk programma hier aan de Rotterdamse jeugd werd voorgeschoteld. Ja, er zal zeker heel veel gespeeld zijn. In de speeltuin. Welke speeltuin? Want je had er toen een heel aantal: Tjaarda was er, Weener ook, en waar later Tropenfauna kwam. De lachspiegels bestonden nog; het zwembad, de klimtoren De Belvédère: de Rotterdammertjes sprongen er in of klommen erop. Bij hun terugkomst in Rotterdam konden de ouders hun gelukkige kinderen blakend van gezondheid in hun armen sluiten. Met net zulke onvergetelijke verhalen.

Logeerkamer?

Leni Stam. Zo heette het meisje dat bij Hennie Roffel, toen nog Koning geheten, in de Brouwerslaan kwam logeren. En het bleef niet bij één keer. De volgende zomer kwam ze weer, nu met een vriendinnetje: Kitty. In totaal heeft deze uitwisseling wel een stuk of drie keer plaatsgevonden. Ik vraag Hennie of ze haar slaapkamer af moest staan aan de logeetjes. Dat was een belachelijke vraag. Slaapkamer?? Die hadden ze toen helemaal niet. Ze sliepen met zijn allen op een open zolder: vader en moeder achter een schot, zij met haar zuster in een tweepersoonsbed en dan de rest nog in een éénpersoonsbed daarachter. Dat was tenminste zo in de zomer. In de winter was het daar te koud, dan joeg de sneeuw dwars door het pannendak en verhuisde het gezin Koning naar de bedstedes op de begane grond. En ja, daar kon gemakkelijk een logeetje bij. Of twee.

Ik ben verbijsterd. De tijden zijn wél veranderd.

Een melkboer met paard en wagen, in die tijd een mooi straatbeeld.

Altijd druk thuis

Vader Koning was, behalve veeboer, ook melkboer. Hij haalde de melk, los of in flessen, en andere zuivelproducten zoals karnemelk, gortepap, boter of kaas, elke dag van de melkfabriek in Oudeschoot. Hij verkocht ze aan huis. Ze hadden hun klanten door heel Oranjewoud en Heerenveen, dat waren lange dagen op pad met paard en wagen. Hennie herinnert zich dat ze elke dag moest helpen. “Heeft u daar vervelende herinneringen aan?,” vraag ik haar. “O nee; integendeel. Wat ik mij herinnerde is dat wij altijd buiten speelden.”

Oorlogsvluchteling

Op die zolder daar aan de Brouwerslaan sliep trouwens nóg iemand anders in de oorlog. “Want”, zo vertelt Hennie en passant, “mijn vader had een dakloze jongen uit Amsterdam op straat gevonden, ergens bij Blauhûs in de buurt. Hij was op de fiets hierheen gevlucht voor de honger, met zijn kleine zusje. Hij had zijn laatste stuk brood in zijn handen.” Hans de Gooijer, zo was zijn naam. “Mijn vader ontfermde zich over hen, voerde – tot Hans’ schrik – het brood aan het paard en bood Hans gastvrij onderdak tot het eind van de oorlog. De buren deden hetzelfde met het zusje, die mocht zolang bij hen blijven. Hans hielp mijn vader met de zuivelverkoop en ik beschouwde hem als mijn grote broer.” Hennie heeft tot zijn recente dood contact gehouden met deze grote broer. Wat een verhaal.

Ja, vergeleken met de tijd van nu: wat een verhaal. Zomaar iemand die je niet kent gastvrijheid aanbieden. Voor toen was het heel normaal – daar dacht je niet eens over na, dat deed je gewoon.

Er is wel wat veranderd.

Ook uw herinneringen delen?

Graag! Uw bijdrage is zeer welkom. Neem contact met ons op.