STICHTING ORANJEWOUD HISTORIE

Het avontuurlijke jongensboek van Adries van der Molen

Interview door Ingrid Struijk, uit de ‘Wâldknyn”.

Andries woont in de voormalige personeelswoning van de familie De Blocq van Scheltinga, Prins Bernhardweg 71. Als kind kwam hij daar met zijn ouders en nog zes broers en zusjes te wonen. Maar zijn wiegje stond op een andere, wel heel bijzondere plaats, om de hoek: hij is geboren in De Tent, zo’n 65 jaar geleden. 

Andries van der Molen in zijn voortuin van de voormalige personeelswoning van de fam. De Block van Scheltinga.

De Tent, daar herinnert hij zich nog wel het een en ander van. Maar ook van hotel Weener, dat destijds pal tegenover het ouderlijk huis gelegen was, weet hij veel te vertellen. En wat ze als jonge jongens allemaal uitspookten. Al met al de moeite waard om eens aan te bellen op nr. 71.

Bij Andries moet je achterom lopen, en meteen waan je je terug in de tijd. Een waterput, een emmer aan een ketting. Wat schuurtjes. Een trekbel die mijn komst aankondigt. Andries maakt de deur open en ik moet bukken met mijn toch maar bescheiden 1.72 m. Ook binnen lijkt de tijd te hebben stilgestaan (afgezien van een laptop en een I-pad die ergens rondslingeren). In het gangetje hangen oude gebruiksvoorwerpen die Andries heeft gerestaureerd. Hij laat me de enorme zaag zien waar ze vroeger met twee man een eeuwenoude eik mee velden.

Vroeger… maar zo gek lang geleden is dat nog niet. Andries heeft het zelf nog meegemaakt. De tijden zijn veranderd.

De Tent

Andries is van 1952. De Tent is wat ouder, de oudste geschriften vermelden het jaartal 1740. Het verblijf van koninklijke gasten op het Landgoed Oranjewoud  bracht nogal wat belangstellenden naar het dorp. Je zou van de eerste toeristen kunnen spreken, die niet alleen een glimp hoopten op te vangen van een prinselijke neus of handschoen, maar zich ook wilden vergapen aan de sinaasappelbomen en exotische dieren. En wat wilden recreëren in de mooi aangelegde bossen. De parken waren natuurlijk niet toegankelijk voor het gewone volk.

De Tent werd gebouwd als eenvoudige herberg en heeft diverse stadia van groei onder diverse logementhouders doorgemaakt. In de loop der jaren was alleen een stal voor het paard en een bed voor de koetsier niet meer voldoende, er moest meer vertier komen. Dus werden er harddraverijen georganiseerd. Later kon je er ook bootjes huren of naar een concert luisteren.

Ansichtkaart Hotel de Tent - Oranjewoud

Aan de oostkant kwam een menagerie. Tegenover De Tent verrees een klein gebouwtje, De Koepel genaamd, het terrein eromheen noemde men de Brink en dat was het centrum van Oranjewoud. Het fungeerde op het laatst als onderkomen voor de padvinderij en de toneelvereniging.

In de historische boeken over Oranjewoud is daarover veel terug te lezen. Maar Andries kan deze geschiedenis levendig inkleuren door zijn belevenissen aan ons te vertellen.

Andries heeft tot zijn vierde in De Tent gewoond. De familie Van der Molen is een bekende naam in Oranjewoud, er hebben meerdere generaties Van der Molen gediend als tuinman voor het Landgoed Oranjewoud. De bekende Paulus van der Molen was een oom. Die had nog 12 broers en zussen. Op een gegeven moment had de familie De Blocq van Scheltinga wel twintig tuinlieden in dienst, waaronder dus de vader van Andries. En die moesten allemaal onderdak hebben. Zodoende kreeg De Tent in 1917 de bestemming van woonhuis. Er woonden vier gezinnen in. De familie van der Molen bestaande uit vader, moeder en zeven kinderen, woonde in het achterhuis (zie tekening oude ansicht). Zij hadden de beschikking over een grote voorraadkamer, een gang en een keuken. Dan was er nog de mooie kamer die alleen in het weekend werd gestookt. Boven waren twee slaapkamertjes en daarboven nog een grote zolder. Met onweer werd de hele kinderschare uit bed getrommeld, stel je voor dat er brand uit zou breken! Het huis had nl. een rieten kap. Gelukkig is dat nooit gebeurd, want er was maar één uitgang en hoe hadden ze daardoor met zijn allen kunnen ontsnappen….

Buiten bevond zich nog een hok met ruiven, herinnert Andries zich. Je moet je voorstellen dat daar vroeger de paarden stonden nadat ze uitgespannen waren. Daarnaast was it hûske. Het was een heel eind lopen, zeker als de nood hoog was… In de gang was één kraan. En moeder waste buiten, elke maandag. Achter het huis was een grote moestuin die genoeg opbracht om het hele gezin het jaar rond van eten te voorzien. In de oogsttijd was het gezin druk in de weer met  wecken. Gelukkig wist vader van der Molen hoe je moest tuinieren.

Persoonlijke herinneringen aan Hotel Weener

In 1956 vond er een huizenruil plaats; voorman J. Bosma verhuisde naar De Tent en de ganse familie van der Molen naar nr. 71 van de Prins Bernhardweg. Voorheen woonden er op dit adres twee gezinnen, maar sinds 1876 was het pand verbouwd tot één woning. Vanuit de voorkamer had de kleine Andries een prachtig zicht op hotel Weener. Op zondag zag hij de auto’s voorrijden waaruit  een serie kinderen rolde die natuurlijk eerst allemaal moesten plassen en daarna hop de speeltuin in.

Hotel-pension Weener

Die was in die tijd echt de moeite waard, de uitbater, dhr. Makkinga, deed er van alles aan om het hotel in trek te maken en te houden voor hele horden toeristen en scholieren. Er werden bruiloften gehouden en Andries herinnert zich nog dat op het hoogtepunt van de bruiloft  een lange sliert mensen achter de harmonicaspeler aan de polonaise dansten. Wat een vermaak voor de kinderen daar achter de raampjes van nr. 71… Ook werden er bij het hotel konijntjes als attractie gehouden, die zich echter regelmatig een weg naar de vrijheid groeven. En ja, dan deden ze zich te goed aan de slaplantjes van heit van der Molen en die was daar, op zijn zachtst gezegd,  niet blij mee. Op een dag had hij er een paar gevangen en kwakte die bij Weener op de tapkast met de mededeling:  Hier heb je die rotbeesten die mijn tuin kaal vreten terug!

Er was een doolhof en een  lachspiegelgalerij die uniek was voor Noord-Nederland, een donkere grot met allemaal griezelige figuren en een enorme glijbaan. Verder een draaiend rad van betonblok waar je zo heerlijk van af kon glijden op een stuk karton. Dat moest je wel eerst insmeren met schoenpoets, om beter te kunnen glijden (let wel: die schoenpoetskant natuurlijk naar het beton toe). Dat deed de Oranjewâldster jeugd wel met vijf tegelijk! In een hoek stond nog een schuin rad, op hun klompen voerden ze daarop acrobatische toeren op uit.  Andere bezoekers keken vol ontzag toe  maar durfden er zelf niet op, nog niet met hun goede schoenen aan. Ze wisten natuurlijk niets van de wekelijkse trainingen….

Er kwam een abrupt einde aan het bestaan van hotel Weener door de grote brand die daar in 1970 woedde. Andries zag het allemaal gebeuren, want het was overdag. Hij herinnert zich de consternatie omdat er twee kleine meisjes werden vermist. Gelukkig bleken die aan het spelen te zijn in de Krukmanslaan.

Hotel Weener werd nimmer weer opgebouwd.

De jeugd van vroeger...

Met veel plezier haalt Andries herinneringen uit zijn jeugd op. Toen hij zes jaar was, ging hij in Heerenveen naar school, naar de School met de Bijbel. Hij ging daar op de step heen. Hij kan zich niet herinneren dat zijn moeder hem bracht of dat hij met zijn oudere broers en zussen op liep.

Om nog even op hotel Weener terug te komen, elke woensdagmiddag mocht de dorpsjeugd daar gratis in de speeltuin  als zij die eerst gingen schoonmaken. En als ze daar mee klaar waren, kregen ze ook nog een ijsje toe! Geen wonder dat ze zo behendig waren geworden op, in en onder alle speeltoestellen.

Andries, zijn broertjes en vriendjes hebben heel wat avonturen beleefd daar rond De Tent. Toen die op de nominatie stond om gesloopt te worden – er zou een villa verrijzen, Andries Gaastra had het pand gekocht – werd het een ideaal speelterrein voor de jeugd. Zo probeerden de jongens met een zelfgemaakte katapult de ruitjes aan diggelen te schieten. Van sloophout maakten ze een echt vlot waarmee ze door de Prinsenwyk konden varen. Ze verborgen hun vaartuig onder de rhododendrons tegen ongewenste ontdekking, maar tuinmanknecht Jan Hoekstra vond het op een dag en hij nam de moeite om het onklaar te maken door het in stukken te zagen.

Klaas, één van zijn broers, hield Vlaamse reuzen waar hij trouw voor zorgde. Tegen Kerst kwam er een handelaar langs die ze opkocht. Daar stond Klaas dan bij te huilen….maar hij wist hoe hard ze dit geld nodig hadden. Ook gingen de oudere jongens wel konijnen stropen, iets wat streng verboden was. Zijn broer Fedde “leende” dan  een hazewindhond van iemand aan de Krukmanslaan, die was sneller dan het konijn. Op een dag kwam de boswachter, die lucht van deze zaak had gekregen, zijn verhaal halen bij de familie Van der Molen. Fedde werd er bij geroepen. Maar hij ontkende hardnekkig, hoewel uit zijn drollenvanger een paar konijnenoren staken.

De tijden zijn veranderd

Dát was nog eens een tijd…..Andries was ’s avonds bekaf en dook al vroeg de koffer in om uit te rusten van alle avonturen. De volgende dag zou een nieuwe aflevering worden van het spannende boek van zijn kinderjaren.

Onwillekeurig denk ik aan de jeugd van tegenwoordig. ’s Morgens tegen half 9 is het file op de Prins Bernhardweg als de kinderen door hun ouders met de auto naar school worden gebracht. Buiten spelen?? Hele campagnes worden er op touw gezet om de jeugd te bewegen hun telefoon neer te leggen en naar buiten te gaan. Was vroeger dan alles beter? Nee, zeker niet. Eén ding is wel zeker: Andries heeft een fantastische jeugd gehad!

Ook uw herinneringen delen?

Graag! Uw bijdrage is zeer welkom. Neem contact met ons op.