STICHTING ORANJEWOUD HISTORIE

LOGEMENT DE TENT

“De echt geïnteresseerden wilden zich verzekerd zien van verversingen en eventueel van een ongestoorde overnachting in een goede herberg”. Aldus een van oude stukken.

Met toestemming van Willem IV werd op het stadhouderlijk grondgebied omstreeks 1740 een logement gebouwd, de Tent geheten.

De eerste herberg in Oranjewoud

Logement De Tent was de eerste herberg in Oranjewoud en werd drie generaties lang gedreven door de familie Blinxma, afkomstig uit Heerenveen. Van dit etablissement is weinig bekend. Het moet een eenvoudig gebouw met beperkt comfort geweest zijn, zoals in die tijd gebruikelijk was.

De Blinxma’s zorgden wel voor vertier voor het publiek. Zij schreven onder meer harddraverij wedstrijden uit met als eerste prijs een zilveren zweep.

Voorts legden ze een kolfbaan aan, die in een lange schuur werd ondergebracht. Kolven was in die tijd erg populair onder de gegoede klasse. Het is een spel, waarbij de bal met een slaghout tegen een paal moet worden geslagen om zo punten te behalen. Deze wordt op de kaart van C. Boling uit 1813 weergegeven.

De Tent als woonhuis van de familie D. de Blocq van Scheltinga. Rechts de menagerie. Olieverf op doek door C.F. van Steensel van der Aa, 1868.

Een neringrijke herberg

In 1810 veranderde de herberg van eigenaar. Mintje Geales (de Vries) kocht het logement aan. Uit de koopakte blijkt dat het om een “neringrijke herberg” ging. Toch blijkt het gebouw kort hierna in de “deplorabelste” staat te verkeren. In een rapport van de Commissie van Landbouw in Friesland wordt hier melding van gemaakt. In hetzelfde verslag leest men dat Oranjewoud in de zomer door velen werd bezocht, om van de “schone allées en wandelplaatsen” te genieten. De beide vleugels van het lustslot waren inmiddels afgebroken. De bestaande aantrekkingskracht wilde de commissie benutten bij het oprichten van een nieuwe kweektuin met bijzondere gewassen. Deze plannen werden echter niet gerealiseerd. Het logement werd omstreeks 1820 wel verbouwd. De nieuwe eigenaar, Johannes van der Veen, die ook het Jagershûs bezat, schiep de mogelijkheid voor het moderniseren van “De Tent”.

Mintje Geales de Vries dreef de herberg tot aan zijn dood in 1826. Zijn zoon Jacob Mintjes was na 1835 ook kastelein, terwijl hij tevens het beroep van timmerman uitoefende. Na de verkoop van de herberg in 1838 aan jhr. Daniël Engelen vertrok hij spoedig.

Nieuwbouw

Engelen liet een nieuw logement bouwen. De ontwerptekening voor dit gebouw is bewaard gebleven. Op grond van de tekenwijze kan men aannemen dat het plan door de bekende Leeuwarder architect Thomas Romein (1811-1881) is vervaardigd. Het ontwerp toont een gebouw met toeloop aan gasten voor het komende jaar! In 1840 was de verbouwing gereed. Het nieuwe logement werd door C.F. van Steensel van der Aa in 1868 vereeuwigd. Voor het hotel kwam een eenvoudige aanleg met onregelmatige graspercelen waarin bloemperken werden gepland. Gesnoeide oranjebomen in potten verlevendigden de tuin evenals de menagerie met een huisje waarin pauwen en andere vogels werden gehouden.

Gelijktijdig met de bouw van het hotel werd in het ertegenover liggende perceel een achthoekige koepel met overstekend rieten dak op ranke zuilen opgetrokken. Het bepleisterde bouwsel vertoont dezelfde stijlkenmerken als De Tent en is waarschijnlijk eveneens door Romein ontworpen. Aan de achterkant werd “De Koepel” later van een uitbouw met toneel voorzien t.b.v. de toneeluitvoeringen van de Heidebloem. Van uit dit gebouwtje opende zich een fraai uitzicht zowel naar De Tent als naar de Lindelaan.

Sedert 1843 dreef de bekende buikspreker Simon Lantinga (1801-1866) het hotel. Als bekend artiest en bekwaam kastelein wist hij veel gasten te trekken. Zijn naam was tot buiten de provincie een begrip.

Woonhuis De Tent

Tot omstreeks 1866 diende De Tent als hotel. Toen werd het door Daniël de Blocq van Scheltinga (1835-1878) en zijn familie voor enkele jaren betrokken. Het gebouw was sinds 1847 eigendom van zijn vader Hans Willem, die het van jhr. Engelen van Ontwijk had gekocht. De Scheltinga’s verlieten het pand omstreeks 1868, waarna Johan Bieruma Oosting (1842-1902) met zijn gezin het als huurder ging bewonen. Hier werden al zijn kinderen geboren. Johan liet het gebouw aan de oostkant uitbreiden met een vleugel waarin een zaal werd gecreëerd. Timmerman G. Brouwer realiseerde de plannen onder leiding van architect H.R. Stoett jr. Tot 1881 bleef de familie Oosting er wonen, waarna zij naar Klein Jagtlust vertrok.

Het gebouw kreeg toen zijn oude bestemming terug. Door zijn schilderachtige ligging werd “De Tent” met “De Koepel” een geliefde uitspanning voor de gegoede burgerij. De elkaar opvolgende logementhouders zorgden voor veel vertier. Men kon er bootjes huren, een wandelkaart voor de bossen van de familie van Scheltinga kopen, concerten bijwonen of een verversing tot zich nemen. Tot de sluiting in 1915 werden vele ansichtkaarten van De Tent gedrukt en verstuurd. Na dat jaar werden er verschillende personeelsleden van het echtpaar van Limburg Stirum ondergebracht. In 1917 liet men de zaal afbreken. Het gebouw raakte langzamerhand in verval totdat het omstreeks 1962 werd afgebroken. De koepel verdween circa 1964.

De zaak Adema

Op 4 maart 1881  kreeg koetsier Rients Agema van zijn werkgever,  Johan Bieruma Oosting een schop.

Zij hadden al vaker een conflict gehad en Agema besloot dat het genoeg was en wou nog dezelfde dag ontslag nemen en uitbetaling van zijn loon vragen. Het kwam tot een handgemeen en Agema raakte aan zijn hand gewond. De politie ging er meteen vanuit dat de landheer gelijk had en de koetsier werd gevangen genomen. Hij werd beschuldigd van dreiging met moord en afpersing. De verklaringen van Bieruma Oosting, zijn echtgenote en huishoudelijk personeel, hoe onwaarschijnlijk zij ook klonken, werden door de rechter geloofd, die van Agema niet en zijn verdediger voerde een zwak pleidooi: Agema werd veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf en 50 gulden boete.

Over deze rechtszaak was veel ophef ontstaan, zelfs landelijk : “Gelijk recht voor heer en knecht”

Winkelier en caféhouder Mintje Jacobs de Vries uit Oranjewoud organiseerde een geld inzameling,  (we zouden het nu “crowdfunding“ noemen) om een betere verdediging in hoger beroep te kunnen betalen. Mr. Samuel Katz uit Amsterdam toonde tijdens de behandeling van het hoger beroep aan dat de verklaringen van de familie Bieruma Oosting en het personeel niet op waarheid berusten.  Agema werd uiteindelijk vrij gesproken.

Deze hele geschiedenis had op het dagelijkse leven voor de Bieruma Oostings geen enkel gevolg. Rients Agema lukte het echter niet om zijn leven weer goed op de rails te krijgen. Uiteindelijk eindigde hij als landloper en verbleef zelfs 3 periodes in de Rijkswerkinrichting te Veenhuizen.

Artikel in "Het vaderland" ('Dit Nommer bestaat uit TWEE Bladen) van 28-04-1881
Nogmaals een artikel in "Het Vaderland" op donderdag 28 juli 1881
Ook in de Provinciale Noordbrabantsche en 's 's Hertogenbossche courant werd op 28 juli 1881 verslag gedaan van de zaak Adema.

Sinds 1959 waren De Tent en de Koepel met het bijbehorende terrein eigendom van de verzekeringsmaatschappij Groot Noord-Hollandsche. Met de sloop verloor Oranjewoud een karakteristiek gebouw. Op het terrein verrees een bungalow van de familie A. Gaastra, die de oude naam “De Tent” kreeg.

Tijdlijn van De Tent

ca 1740

Bouw logement ``De Tent``

Drie generaties Blinkxma traden op als exploitant.
ca 1800

Kolfbaan

Aanleg overdekte kolfbaan in een lange schuur
ca 1810

Aangekocht door Mintje Geales de Vries

Mintje Geales de Vries dreef tot 1826 de herberg.
ca 1820

Nieuwe eigenaar

Joh. van der Veen wordt de nieuwe eigenaar en verbouwd “De Tent”.
1826

Mintje Geales de Vries overleden
ca 1835

Nieuwe kastelein

zoon Jacob Mintje wordt de nieuwe kastelein.
1838

Nieuwe eigenaar

De Tent wordt aangekocht door Jhr. Daniël Engelen
ca. 1840

Nieuwbouw

Nieuwbouw o.l.v. Leeuwarder architect Romein, waarschijnlijk wordt”de Koepel” gelijktijdig gebouwd (zelfde stijlkenmerken als “De Tent”): een 8-hoekige koepel met overstekend rieten dak op ranke zuilen.

Vanaf 1843 wordt de bekende buikspreker Simon Lantinga herbergier.

1847

Nieuwe eigenaar

Herberg “De Tent” met “De Koepel” wordt aangekocht door Hans Willem de Blocq van Scheltinga (van Huize “Oranjewoud”)
1866

In 1866 betrekt het gezin van Daniël de Blocq van Scheltinga De Tent. Tot ca. 1868 bewoont het gezin Johannes Bieruma Oosting het pand.

De Tent wordt met een zaal aan de oostkant uitgebouwd.

ca. 1870

De Heidenbloem

“De Koepel” wordt in gebruik genomen door “De Heidenbloem”, beschikbaar gesteld door de familie van Limburg Stirum. Men blijft tot 1876 in De Koepel ‘resideren’, in 1872 wordt De Koepel aan de achterzijde voorzien van een aanbouw als toneelruimte.
1881

Weer ingericht als logement/café

De familie Joh. Bieruma Oosting verhuist naar “Klein Jagtlust” en vervolgens wordt het pand weer tot logement/café ingericht.

Wiebe Jager wordt exploitant tot 1883.

1883

Bernardus van der Pol

Bernardus van der Pol wordt de nieuwe kastelein. Hij blijft tot in 1912.
1915

Van herberg tot woonhuis

De herberg sluit en wordt verbouwd tot woonhuis voor het personeel van de familie van Limburg Stirum.

In 1917 wordt de zaal aan de oostzijde afgebroken.

1959

Verkoop

“De Tent” en “De Koepel” worden aangekocht door de Algemene Friesche/Groot Noord-Hollandse Verzekeringsmij (nu Aegon).
1962

Slopershamer

“De Tent” verkeert ondertussen in bouwvallige staat en wordt uiteindelijk afgebroken. “De Koepel” volgt een paar jaar hetzelfde lot.

Later verrees hier de bungalow van de familie A. Gaastra. De naam? “De Tent”