STICHTING ORANJEWOUD HISTORIE

DE KERK VAN BRONGERGEA

Wanneer er een kerk in Brongergea is gebouwd, is niet duidelijk. In 1315 wordt de kerk al vermeld op een lijst van kerken in deze omgeving “Schote cum duabis capellis” genaamd.

Het altaar van de kerk was gewijd aan de heilige Agatha en uit een inventaris uit 1569 weten wij, wat toen haar bezittingen waren.

OVER KERK EN KERKHOF

Met de wetenschap dat er in 1100 al mensen begraven werden op het kerkhof, lijkt het ons aannemelijk dat er rond die tijd ook al een kapel gestaan moet hebben. Ene Bronger moet hier een kapelanie gesticht hebben, welke in de veertiende eeuw een zelfstandige parochie werd: Brongergea. Gezien de grootte van het kerkhof is het eerst waarschijnlijk een kleine kapel geweest, een huiskapel van deze Bronger, die op de plek gewoond moet hebben van het huidige Pauwenburg.

Het kleine kerkhof van Brongergea wordt gedomineerd door de familiegrafkelder van de Van Limburg Stirums. Wanneer je door het ijzeren hek het kerkhof betreedt, sta je meteen voor het van zijmuren voorziene, gebogen, toegangspad van de grafkelder. Het ingegraven toegangspad heeft gemetselde zijwanden van gele baksteen, afgedekt met een betonnen balustrade. Voor de toegangsdeuren is een gedeelte bevloerd met gele bakstenen. De toegang tot de grafkelder is van een opvallende architectuur. Het fronton, de driehoekige bekroning boven de toegangsdeuren en de gemetselde pilaren op hoge basementen zijn duidelijk bouwkundige uitingen van het neo-classicisme. Boven de deuren zien we de naam van VAN LIMBURG STIRUM. Aan de linkerzijde van de naam het wapen van de familie De Blocq van Scheltinga en aan de rechterzijde het wapen van de familie Van Limburg Stirum.

De grafkelder is voor 1916 gebouwd in opdracht van Charles L.A.J. graaf van Limburg Stirum. Hij was in 1901 getrouwd met Maria de Blocq van Scheltinga en woonde vanaf 1910 op “Oranjewoud”, het buiten, dat door haar was geërfd. Opgeleid aan de Militaire Academie, leek een militaire loopbaan voorbeschikt. Door zijn huwelijk en het grootgrondbezit van zijn vrouw verliet hij de militaire dienst en wijdde zich aan de landbouwkundige zaken, die het bezit met zich meebrachten. De graaf overleed 54 jaar oud in 1931 en werd bijgezet in de familiegrafkelder op Brongergea. De gravin overleed in 1942 op 63-jarige leeftijd. De bijzetting, van de beide echtelieden, werd verricht door leden van de reciteervereniging ’de Heidebloem’.

De grafkelder bestaat uit een grotendeels rechthoekig gebouw, uitgevoerd in beton, met een licht hellend zadeldak, wat is ingegraven in het kerkhof. In de zijgevels zijn twee luchtopeningen aangebracht.

De constructie bleek niet al te stevig. De oorspronkelijke deuren van de grafkelder konden na enige tijd moeilijk open en dicht en werden in 1989 vervangen door houten exemplaren. Na enige tientallen jaren hadden ook die hun beste tijd gehad en konden bezoekers ongehinderd de kelder binnengaan. Niet alleen jongeren, maar ook oudere bezoekers konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en gingen even binnenkijken. Lieten de deuren daarna openstaan, waardoor er veel klachten binnenkwamen bij de beheerder van het kerkhof. In 2003 bleek de kelder zo erg door betonrot te zijn aangetast, dat renovatie nodig was. De ijzeren bewapening was gaan roesten en er lagen overal brokken beton op de vloer. Tijdens de bouw was een soort zacht beton gebruikt, dat verkruimelde. Na de ontdekking werd het  Achter het ijzeren toegangshek is de grafkelder van Van Limburg Stirum direct zichtbaar.  dak zo snel mogelijk gestut en de kisten beschermd tegen vallende brokstukken. Daarna werd er druk gezocht naar fondsen en donaties om de restauratie te kunnen betalen. De gelden werden bijeengebracht door Rijks Monumentenzorg, verschillende particuliere geldschieters en fondsen, waaronder ook de familie de Blocq van Scheltinga. Daar sommige bijdragen werden gespreid over drie jaar, bleek PKN-gemeente Heerenveen bereid dat totale bedrag voor te schieten, zodat de renovatie in 2006 kon beginnen. Op 9 juni 2006 werd de renovatie van de kelder officieel afgesloten en werd de sleutel overgedragen aan de beheerder van de begraafplaats.

Vervallen kerk van Brongerga. De klokkenstoel en de resten van de oude kerk, zoals die door Jacob Stellingwerf in 1722 werden getekend.
Het kerkhof met klokkenstoel anno 2020

FAMILIEGRAFKELDER VAN SCHELTINGA

In de noordoostelijke hoek van het kerkhof van Brongerga bevindt zich de familiegrafkelder van de Van Scheltinga’s. De grafkelder op zich is minder opvallend. Op enige afstand zien we de beluchtingspijpen op wat we een soort grafheuvel zouden kunnen noemen. Opvallend is wel de asymmetrische sluitsteen, waarop een naam ontbreekt. Het familiewapen echter geeft aan, dat dit de familiegrafkelder van de Van Scheltinga’s is.

De eerste Van Scheltinga, die uitgebreide bezittingen verwierf in het gebied, was Menno Coehoorn van Scheltinga (1701-1777), kleinzoon van de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn. Al op jeugdige leeftijd werd hij grietman van Schoterland. Bij de grondwetsherziening van 1848 werd het ambt van grietman omgezet in dat van burgemeester. Het huwelijk van Menno Coehoorn van Scheltinga met zijn nicht Martha Kinnema van Scheltinga bleef kinderloos. Woonachtig in Heerenveen kocht hij een buiten in Oudeschoot, dat hij, liefhebber van de jacht, “Jagtlust” noemde. In 1759 kocht hij een tweede buitenplaats, dat was “Pauwenburg” te Brongergea. Na de dood van Menno van Coehoorn van Scheltinga erfde zijn vrouw ‘Pauwenburg’. Zij bepaalde bij testament dat deze na haar dood diende te vererven op haar neef Martinus van Scheltinga en vervolgens op diens zoon Menno Coehoorn van Scheltinga. Menno heeft ’Pauwenburg’ in 1801 doorverkocht aan zijn oudere broer Daniël de Blocq van Scheltinga (1767-1816).

De zoon van Daniël, Hans Willem (1802-1864), die later in huize Oranjewoud bouwde, was als pasgehuwde ook bewoner van “Pauwenburg”. In 1829 liet hij in het noordelijk deel van het bos van Pauwenburg een grafkelder aanleggen. Het was een heuvel, waarin zich een gemetselde kelder bevond. Het geheel was door een gracht omgeven en bereikbaar via een brug of een dam en was door een hek afgesloten van de omgeving.

De eerste die werd begraven in de grafkelder van Pauwenburg was Wikje Minnema de With, de eerste echtgenote van Hans Willem de Blocq van Scheltinga. Zij overleed een paar maanden na de geboorte van hun jongste dochter Sjoerdtje in 1829. Nog dat zelfde jaar overleed ook Sjoerdtje. Hun eerste dochter Catharina (1827), die 14 jaar werd, werd daar ook begraven. In 1834 hertrouwde Hans Willem de Blocq van Scheltinga met Petronella Adriana (Elske) Bienema, de weduwe van Eco Ypeij, rechter te Heerenveen. Hans Willem kocht in 1850 ruimte voor 24 graven op het kerkhof van Brongergea en kreeg 13 juli 1850 toestemming, van de gemeente Schoterland, om er een familie-grafkelder te bouwen. Op 12 oktober van dat jaar werd hem ook toegestaan om een ijzeren hek rond de kelder te plaatsen, maar dat is er nooit gekomen. (zie brief link) Toen de kelder gereed was, liet hij zijn overleden echtgenote en de twee dochters van Pauwenburg overbrengen naar het nieuwe familiegraf op Brongergea. Zelf werd hij er na zijn overlijden in 1864 ook bijgezet. Zijn tweede echtgenote en hun drie zonen Daniël (1835–1878), Hans Willem (1836- 1906) en Frans Julius Johan (1838-1870) vonden er ook hun laatste rustplaats. De zoon van Daniël, Hans Willem (1870-1933) en zijn echtgenote Wilhelmina Louise de Bergh (1875-1950) zijn er bijgezet, evenals hun zoon Daniël (1898-1901).

De echtgenote van Hans Willem, Elske van Heloma (1844-1912) werd ook in het graf bijgezet, evenals hun dochter Petronella Adriana (1876- 1938). In 2011 werd de urn met de as van Menno Luvius de Blocq van Scheltinga (1935-2011) bijgezet in het graf. Naast de 14 in de kelder bijgezette familieleden is er ruimte voor nog een 10-tal toekomstige bijzettingen. In maart en april 2006 werd de grafkelder, samen met die van Van Limburg Stirum gerestaureerd. De totale restauratie van de beide grafkelders was € 500.000.