FAMILIEGRAFKELDER VAN SCHELTINGA
In de noordoostelijke hoek van het kerkhof van Brongerga bevindt zich de familiegrafkelder van de Van Scheltinga’s. De grafkelder op zich is minder opvallend. Op enige afstand zien we de beluchtingspijpen op wat we een soort grafheuvel zouden kunnen noemen. Opvallend is wel de asymmetrische sluitsteen, waarop een naam ontbreekt. Het familiewapen echter geeft aan, dat dit de familiegrafkelder van de Van Scheltinga’s is.
De eerste Van Scheltinga, die uitgebreide bezittingen verwierf in het gebied, was Menno Coehoorn van Scheltinga (1701-1777), kleinzoon van de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn. Al op jeugdige leeftijd werd hij grietman van Schoterland. Bij de grondwetsherziening van 1848 werd het ambt van grietman omgezet in dat van burgemeester. Het huwelijk van Menno Coehoorn van Scheltinga met zijn nicht Martha Kinnema van Scheltinga bleef kinderloos. Woonachtig in Heerenveen kocht hij een buiten in Oudeschoot, dat hij, liefhebber van de jacht, “Jagtlust” noemde. In 1759 kocht hij een tweede buitenplaats, dat was “Pauwenburg” te Brongergea. Na de dood van Menno van Coehoorn van Scheltinga erfde zijn vrouw ‘Pauwenburg’. Zij bepaalde bij testament dat deze na haar dood diende te vererven op haar neef Martinus van Scheltinga en vervolgens op diens zoon Menno Coehoorn van Scheltinga. Menno heeft ’Pauwenburg’ in 1801 doorverkocht aan zijn oudere broer Daniël de Blocq van Scheltinga (1767-1816).
De zoon van Daniël, Hans Willem (1802-1864), die later in huize Oranjewoud bouwde, was als pasgehuwde ook bewoner van “Pauwenburg”. In 1829 liet hij in het noordelijk deel van het bos van Pauwenburg een grafkelder aanleggen. Het was een heuvel, waarin zich een gemetselde kelder bevond. Het geheel was door een gracht omgeven en bereikbaar via een brug of een dam en was door een hek afgesloten van de omgeving.
De eerste die werd begraven in de grafkelder van Pauwenburg was Wikje Minnema de With, de eerste echtgenote van Hans Willem de Blocq van Scheltinga. Zij overleed een paar maanden na de geboorte van hun jongste dochter Sjoerdtje in 1829. Nog dat zelfde jaar overleed ook Sjoerdtje. Hun eerste dochter Catharina (1827), die 14 jaar werd, werd daar ook begraven. In 1834 hertrouwde Hans Willem de Blocq van Scheltinga met Petronella Adriana (Elske) Bienema, de weduwe van Eco Ypeij, rechter te Heerenveen. Hans Willem kocht in 1850 ruimte voor 24 graven op het kerkhof van Brongergea en kreeg 13 juli 1850 toestemming, van de gemeente Schoterland, om er een familie-grafkelder te bouwen. Op 12 oktober van dat jaar werd hem ook toegestaan om een ijzeren hek rond de kelder te plaatsen, maar dat is er nooit gekomen. (zie brief link) Toen de kelder gereed was, liet hij zijn overleden echtgenote en de twee dochters van Pauwenburg overbrengen naar het nieuwe familiegraf op Brongergea. Zelf werd hij er na zijn overlijden in 1864 ook bijgezet. Zijn tweede echtgenote en hun drie zonen Daniël (1835–1878), Hans Willem (1836- 1906) en Frans Julius Johan (1838-1870) vonden er ook hun laatste rustplaats. De zoon van Daniël, Hans Willem (1870-1933) en zijn echtgenote Wilhelmina Louise de Bergh (1875-1950) zijn er bijgezet, evenals hun zoon Daniël (1898-1901).
De echtgenote van Hans Willem, Elske van Heloma (1844-1912) werd ook in het graf bijgezet, evenals hun dochter Petronella Adriana (1876- 1938). In 2011 werd de urn met de as van Menno Luvius de Blocq van Scheltinga (1935-2011) bijgezet in het graf. Naast de 14 in de kelder bijgezette familieleden is er ruimte voor nog een 10-tal toekomstige bijzettingen. In maart en april 2006 werd de grafkelder, samen met die van Van Limburg Stirum gerestaureerd. De totale restauratie van de beide grafkelders was € 500.000.