STICHTING ORANJEWOUD HISTORIE

VERHALEN UIT DE OORLOG

Verhalen van Wâldsters in de bezettingstijd 1940 – 1945

Wilt u ook een bijdrage leveren aan dit deel van de geschiedenis van Oranjewoud, neem dan contact met ons op.

Het Brongergeaster oorlogsdrama

In de tijd dat we bezig waren met het ophalen van informatie voor het boek “Brongergea op de kaart” lazen we een artikel in de LC van 11 september 2010 over oorlogsverhalen van Arjen Miedema waarin melding werd gemaakt van een onderduiker, die in de oorlog is verraden door een buurtbewoner. Maar als we zelf op pad gaan krijgt het verhaal een andere wending…

Zo raakten we in gesprek met buurvrouw Gepke Maat van de Marijke Muoiwei nr 14. Mevrouw Maat vertelde ons het verhaal over een “onderduikershol” in haar woning welke nog altijd in tact is.

Tijdens de oorlog, toen de familie van der Meulen in dit huis woonde, zou er een razzia geweest zijn waarbij een onderduiker en dhr. van der Meulen gearresteerd zijn. De onderduiker zou een zoon zijn van Balstra, slager in Oudeschoot. De Duitsers zouden op zoek geweest zijn naar radio’s, maar omdat de onderduiker geluid (hoesten?) gemaakt zou hebben, hadden de Duitsers hem ontdekt. De beide arrestanten werden afgevoerd naar Crackstate in Heerenveen. De heer Van der Meulen zou al vrij kort na de arrestatie zijn vrijgelaten maar de onderduiker zou zijn afgevoerd naar Duitsland en daar zijn omgekomen. Waar en hoe was haar niet bekend.

Het verhaal wil dat op aanwijzing van buurtbewoner Johannes van den Bos de Duitser huiszoeking deden bij Van der Meulen. Omdat Bertus van den Bos niet met het idee kon leven dat hij schuldig was aan de dood van de onderduiker, heeft hij zich na de oorlog door ophanging van het leven beroofd.

Toen er op 11 september 2010 in de LC een artikel over “Oorlog in een schriftje” stond, met daarin ook een artikeltje uit een schrift van Arjen Miedema, Brongergea-Oranjewoud,

In een berichtje van zondag 13 augustus 1944 schreef de heer Miedema:

“In de afgelopen nacht is de landwacht hier weer in actie geweest. Naar wij vernemen zijn ze bij den boer Sjoerd de Vries geweest, bij den werkman Joks van den Bosch, bij de kleine boer de Haan en bij de groentekweker Anne van der Meulen. Bij deze laatste vonden ze thuis Wietze de Roos, een jongeman van omstreeks 20 jaar. Bovendien ontdekten ze een radiotoestel. Ze hebben van der Meulen en de Roos gearresteerd en meegenomen. In onze kleine omgeving maakt ’t geval een hoogst pijnlijke indruk. Wij kennen elkaar allemaal haast als vrienden, zoals dat in zulk een kleine omgeving haast als vanzelf spreekt.

Hoe komt het met deze mannen? Wat staat hun te wachten? Een vraag die op ’t ogenblik nog volstrekt niet te beantwoorden is. Verder hoorde ik dat ze bij de Haan, bij wie ze reeds eenmaal eerder zijn geweest, verboden lectuur hebben gevonden. Ze hadden eerst nog het plan hem mede te nemen maar lieten dat plan varen en ze zeiden dat hij er meer van zou horen. Johannes van den Bosch hebben ze meegenomen naar Heerenveen, zover wij weten geboeid, maar weer losgelaten. Hij moest zich later (op dinsdag) weer melden. Bij de Vries is niets gevonden en gebeurd. Arm, waggelend, wankelend Nederland. Een staaltje uit honderden en misschien uit duizenden”

Eind februari 1945 schrijft Arjen Miedema in zijn dagboek:

Van Wietze de Roos is bericht gekomen dat hij in Duitsland is gestorven. O zo pijnlijk voor zijn pleegvader, de heer Balstra in Oudeschoot en de familie van der Meulen hier, ook voor ons allemaal hier die hem als zo’n sympathieke jongeman hebben leren kennen. Anne van der Meulen is zelf ook naar Duitsland gebracht, er wordt gezegd naar een Duits eiland aan de kust bij Sleeswijk-Holstein. Later blijkt dat Norderney te zijn geweest.

Wietze is reeds op 30 november 1944 gestorven. (zie overlijdensakte) Het bericht is hier gekomen pas in het eerst van februari 1945. De juiste oorzaak van zijn dood zal wel altijd een geheim blijven, zoals van zovelen die in Duitsland gestorven zijn. Na zijn ontvoering op 13 augustus 1944 heeft hij dus maar plm. 3½ maand geleefd.

 

Concentratiekamp Husum Schwesing, een buitenkamp van Neuengamme, heeft bestaan van 26 september 1944 tot 29 december 1944. Op 25 september 1944 werden 1.500 gevangenen van Neuengamme op transport gesteld naar Husum Schwesing. De gevangenen werden ondergebracht in een leegstaand barakkenkamp aan de spoorlijn Flensburg-Husum in het dorp Husum-Engelsburg bestemd voor 400 personen. De gevangenen werden ingezet voor de bouw van ‘De Friesenwalles’ verdedigingswerken, tegen de gevreesde landingen van de geallieerden op de Noordzeekust. In oktober 1944 kwam er een tweede transport uit Neuengamme en werden nog eens 1000 gevangenen ondergebracht in het overvolle kamp. Dagelijks werd er tien tot twaalf uren gewerkt, daarbij werd er mishandeld en honger geleden. Hoeveel mensen er in het kamp zijn overleden is onbekend, 297 doden zijn geregistreerd, Wytze de Roos was één van hen. Op 29 december 1944 werd het kamp ontruimd en de overige gevangenen werden terug naar Neuengamme vervoerd.

Wietze ligt begraven op het ereveld in Loenen.
De inrichting van dit ereveld is zeer kenmerkend. De graven liggen in rijen langs paden die slingeren door een bosgebied met een totale oppervlakte van 17 hectare. Ook zijn er geen rechtopstaande stenen of kruisen te vinden. Elk graf heeft een liggende witte steen van uniform formaat en achter iedere steen staat voor zover bekend de geschiedenis van de overleden persoon. Op het ereveld liggen niet alleen militairen, maar ook veel verzetsstrijders, politieke gevangen, Engelandvaarders en slachtoffers van gedwongen tewerkstelling (Arbeidseinsatz) in Nazi Duitsland.

 

Op 14 mei 1945 schrijft Arjen Miedema: Anne van der Meulen is teruggekeerd uit Duitsland.

Naar aanleiding van een advertentie in de LC waarin het huis aan de  Marijkemuoiwei 21 te koop werd aangeboden kwamen we via de makelaar en de huidige bewoners, Erik en Ushi Mulder, in contact met Hessel van den Bos, een zoon van Bertus van den Bos, die van 1952 tot 1964 en na het overlijden van Bertus in 1964 tot 1976 op dit adres gewoond heeft.

Hier volgt een verhaal uit de oorlogsjaren door Willy Meintje Catharina van den Bos-Faber, dat is verteld door de moeder van Hessel.

Hessel van den Bos geboren 19 september 1953 te Oranjewoud aan Marijkemuoiwei nr. 19. Oom Jannes (Johannes) van den Bos (16-01-1911), een broer van Bertus (2-01-1921), de vader van Hessel, was getrouwd met tante Hansje van Houten (28-05-1917). Uit deze relatie zijn 10 kinderen geboren.

Oom Jannes heeft zich na de oorlog opgehangen. Hij bleek niet met de schande te kunnen leven met wat er in de oorlog is gebeurd. Het bleek dat oom Jannes bij het kerkje in De Knipe door de Duitsers werd verhoord over een radio waarvan hij zou weten waar die zich bevond. Oom Jannes wilde eerst niks zeggen, tot ze hem voor een uitgegraven graf zetten en hem te kennen gaven dat als hij niks zou zeggen hij zou worden doodgeschoten. Denkende aan zijn vrouw en kinderen gaf hij het verzet op en vertelde waar de radio verborgen werd gehouden. Op deze manier bleef Jannes van den Bos leven. Na de oorlog bleek dat een jongen van 16 jaar gevonden is op de plaats waar ook de radio verborgen was. Deze jongen is opgepakt en afgevoerd naar Duitsland waar hij is overleden. Of misschien wel is doodgeschoten?

Oom Jannes heeft na de oorlog niet met deze schande kunnen leven en uiteindelijk door ophanging de hand aan zich zelf geslagen, met de dood tot gevolg. Het trieste van dit alles is dat door zijn 1e beslissing om zijn leven te behouden, hij juist zijn leven verloor. Zijn vrouw werd uiteindelijk weduwe met 10 kinderen.

Tijdens dit gesprek kwamen nog een aantal voor de familie minder plezierige problemen op tafel.

Voor de oorlog was de pake van Hessel van moeders kant, Wolter de Graaf, naar Duitsland gereisd in de hoop er een betere boterham te kunnen verdienen. Het was geen gelukkige beslissing. Zijn vrouw kwam er te overlijden en zijn dochter Geertje raakte zwanger van een Joegoslavische militair die met de noorderzon vertrok. Uit pure ellende kwam de huishouding terug naar Nederland. Vader met 10 kinderen, waarvan de derde dochter zwanger  was.

Hoe het de familie vergaan is tijdens de oorlog is niet bekend. Geertje trouwde in 1952 met Bertus van den Bos. Het bleek geen huwelijk uit liefde te zijn. Hessel vertelde dat de weinige herinneringen die hij aan zijn vader had niet erg positief waren.

Hij vertelde dat er volgens hem ook met zijn vader tijdens de oorlog wat aan de hand was geweest, mar hij had geen idee wat. Zijn vader en zijn oom Jannes zouden iets ondernomen hebben om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Hij wist zich te herinneren dat zijn vader wel eens gesproken had over de periode dat hij in kamp gezeten had, waar ze zelfs gras gegeten hadden. Op de vraag of dit tijdens of na de oorlog was geweest, wist Hessel het antwoord niet.

Bij het doorzoeken van de tribunaalverslagen van het tribunaal van Heerenveen kwam ik in 1946 de naam van Bertus van den Bos tegen. De 26-jarige arbeider Bertus van den Bos te ’t Meer, lid Waffen SS, gevonnist met 4 jaar RWI (met aftrek) Eisch 6 jaar.

Dat mevrouw Geertje van den Bos-de Graaf in 2009 negatief reageerde op het verzoek om een gesprekje te hebben over haar periode aan de Marijkemuoiwei, is dan ook niet zo verwonderlijk.

Gesprek met mevrouw Pietje Balstra – van Essen, *05-03-1921, 15 december 2010.

Uit informatie uit het voorgaande werd niet duidelijk wie was nou Wietze de Roos.

Daarom een afspraak gemaakt met mevrouw Balstra uit Mildam. Mevrouw Balstra was getrouwd met Piet Balstra, slager in Oudeschoot. Zij kon zich Wietze nog goed herinneren, maar haar man die een paar jaar geleden overleden is, had veel meer over Wietze kunnen vertellen.

Wietze is als baby van een paar maanden opgenomen in de familie Balstra. Hij was een neef en naamgenoot van de vader van Piet. Zijn moeder kon hem niet verzorgen, vermoedelijk omdat ze ernstig ziek was?. Wietze was een kleine tengere jongen, vandaar dat hij “lytse Wietze” genoemd werd, en naar ik aanneem ook omdat zijn pleegvader Wietze heette. Terwijl de ander kinderen uit het gezin Balstra naar de MULO gingen, ging Wietze na de lagere school aan het werk. Mevrouw Balstra wist niet wat hiervan de reden was. Misschien geen studiebol?

De familie was erg gesteld op ‘lytse Wietze’. Hij werd dan ook als een volwaardig kind van de familie beschouwd. Vandaar ook de verwarring rond zijn naam, Balstra en de Roos. Dat Lytse Wietze binnen de familie Balstra niet vergeten is blijkt o.a. uit het volgende:

Bij de begrafenis van Bertus Balstra, +26-03-2004, een broer van Piet, werd Wietze nog genoemd. Bertus Balstra heeft zich nl. erg ingespannen om Wietze herbegraven te krijgen op de erebegraafplaats in Loenen.

Bij Anne van der Meulen was hij niet alleen ondergedoken om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen, maar was daar als werknemer/tuinman in de kost. Van der Meulen had nl. een kwekerij de fuotpaden.

Na zijn arrestatie en transport naar Duitsland heeft Piet Balstra nog geprobeerd om Wietze vrij te krijgen. Piet was zelf het transport nagereisd tot Enschede, helaas zonder resultaat.

Volgens informatie van een dochter van mevrouw Balstra is Wietze afgevoerd naar Nordeich op het eiland Nordeney. Wietze is hier al op 30 november 1944, drie maanden na zijn arrestatie, overleden. Naar de omstandigheden kan men alleen maar raden. Uit het slachtofferregister van de oorlogsgravenstichting blijkt dat Wytze is overleden op 30-11-1944, in Kdo. Husum-Schesing, Neuengamme. Wietze is later herbegraven op de erebegraafplaats van de oorlogsgravenstichting in Loenen in vak E nr.830

De rol van Jannes van den Bos moet bekend geweest zijn, want volgens mevrouw Balstra zou haar man Piet, Johannes het leven waar mogelijk zuur hebben gemaakt. Anders dan mevrouw Maat vertelde is ook Anne van der Meulen afgevoerd naar Duitse waddeneiland Norderney, maar hij heeft het kamp wel overleeft. Of Wietze en Van der Meulen nog contact gehad hebben is niet bekend.

 

Uit informatie van Annie Nutters van der Veen, die de informatie van haar oom Anne van der Meulen heeft, blijkt dat de arrestatie van Wietze de Roos anders verlopen te zijn dan mevr. Maat vertelde.

Bij de huiszoeking, waarbij al een radio gevonden was, hing er een jas/colbert op een stoel, waarop een van de Duitsers vroeg van wie die jas was. Toen van der Meulen zei dat die van hem was werd hem gevraagd de jas aan te trekken. Het bleek dat de jas veel te klein was en dus niet van van der Meulen kon zijn. Waarop er opnieuw gezocht werd en Wietze alsnog gevonden werd. Of Wietze toen ook nog gehoest zou hebben is niet duidelijk.

De Canadese bevrijders in Oranjewoud

Het was een drukte van jewelste in de dagen van maart 1945 in Oranjewoud met “een compleet Canadees legerkamp”. De Wâldsters keken hun ogen uit met al dat motorisch geweld in de straten.

Zondag 15 maart 1945 – Op de middag en namiddag was ’t hier in Oranjewoud een aanhoudend komen en gaan van motorfietsen en auto’s, in alle mogelijke soorten en vormen. Het parkeerterrein was vooral in de omgeving bij de Blocq van Scheltinga en Bieruma Oosting en hotel Weener. Ik kan me de veranderde toestand nauwelijks denken en realiseren. Alles voltrekt zich in een razendsnel tempo. Mijnheer de Blocq van Scheltinga, die ook moest onderduiken, was gisteravond weer hier. Hij is weggeweest vanaf de tijd, dat de reserveofficieren voor krijgsgevangenschap waren opgeroepen; hij was naar men zegt reserve officier. Het zal toch stellig wel een jaar geleden zijn, dat hij wegging.

Dinsdag 17 maart 1945 – Het is hier nu in onze omgeving, in hoofdzaak bij Oosting en de Blocq van Scheltinga en de weg naar de Knijpe een compleet Canadees legerkamp. Motorfietsen, auto’s, ’t is een onbeschrijflijke drukte; de mannen gaan er mee om alsof ’t kinderspeelgoed is; ’t lijkt me haast toe, alsof alle mannen met die mechanische middelen kunnen omgaan. Alles en alles een toneel zoals ’t misschien nooit of in geen eeuwen weer zal gebeuren.

Zondag 22 april 1945 – De Canadezen vertrokken. Alles is nu stil na al de beweeglijkheid der laatste dagen.

 

(Uit het dagboek van Arjen Miedema, die woonde aan de Marijkemuoiwei 20)

De onderduikkaart van de Blocq van Scheltinga

Dagboek van Hidde Otter

Van de bevrijding, door de Canadezen die via Mildam over de Schoterlandseweg naar Oranjewoud trokken zijn enkele ooggetuigenverslagen bekend. O.a. het dagboek  van Hidde Otter, wonende te Mildam. Hij was machinist van het gemaal gelegen in de Mildamster polder. Zijn aantekeningen met betrekking tot de bevrijding beginnen op donderdag 12 april 1945 en het volgende schreef hij op:

“Donderdagmorgen, af en toe zag men nog enkele moffen fietsende langs de weg (Schoterlandseweg) gaan en een heel enkele keer een auto. ’s Morgens ruim 8 uur passeerde ons een achttal moffen per fiets, sommigen op damesrijwielen, één hiervan had een lekke band. Riekele Woudstra, die hun wilde passeren op een goed rijwiel werd de fiets afgenomen en hij kreeg de kapotte moffenfiets.

Na de middag kwamen dezelfde moffen weer terug uit de richting Nieuwehorne. Ongeveer 3 uur ’s middags, overal in het rond hoorde men ontploffingen in de verte. Volgens zeggen afkomstig van opgeblazen bruggen. ’s Middags tussen 4 en 5 uur werden een paar auto’s opgemerkt  op de Ottersweg komende van Oldeholtwolde richting Mildam. Dit blijken Canadeesche verkenners te zijn. Toen hun bleek dat de brug bij Mildam nog intact was, seinden ze onmiddellijk aan hun chefs: “brug intact kom hierheen”. Na korten zagen we verschillende auto’s met geschut naderen en deze stelden zich op om de brug te behouden.

Bij Roel Meibos werd een pantserauto met mitrailleur op het erf in stelling gebracht en bij fam Kooistra op ’t erf een pantserauto met kanon”

Tips, uw verhaal delen of meer informatie?

Graag! Uw bijdrage is zeer welkom. Neem contact met ons op.