21 december 1828
Mijnheer en vriend,
Gisteren avond mij door Bonne Wiegers de Boer een resolutie aan Grietman en assessoren ter hand gesteld, zijnde betrekkelijk het houden van een wacht van het gehucht Brongerga achte ik het mijn pligt U te verzoeken mijn mening ten dezen wel te willen brengen waar dezelfde beoordeeld moet worden.
Misschien is over het hoofd gezien, dat deze kleine ….. slechts negen huizen bevat int welke op heden met moeite 13 wachthoudende personen gevonden worden.
Daar een wacht toch wel niet minder dan uit twee personen/man kan bestaan, zou drukker wordt in vergelijking van andere …. , waar dezelve nauwelijks om de veertien dagen a drie weken rond loopt en ik overtuigd ben, dat dit wellicht niet zo zal overwogen zijn, zo is mijn vriendelijk verzoek aan U Mijnheer, de Heer Grietman daaromtrent in bedenking te willen geven, niet dat ik mij oppeneer tegen een besluit van dien aangaande, of de buurten van Brongerga en het oranjeWoud niet tezamen genomen konden worden, terwijl wij als dan naar mijn oppervlakkige berekening een dertigtal wachthoudende zouden hebbenen de wacht genoegzaam zouden zijn als ondervinding van vroegere jaren …. wij als dan in ene meerdere verhouding tot ander dorpen zouden komen en indien het dan hun Grietman moet behagen dit voorstel te aproleren, zal ik wel zorgen dat de wacht zijn plicht betracht.
Doch moet ik tevens openhartig bekennen, dat hiervoor geen gelegenheid is, waar de menschen, die de wagt hebben, zich enigszins kunnen uitrusten, het niet van ieder zijne bediende te vergen is van ’s avonds elf, tot ’s morgens vijf uur in het weer dat wij thans dagelijks hebben te moeten rondkruisen, en den drie malen in de veertien dagen, tewijl in het voorgestelde door mij onder ons toeverzicht en verantwoording een gelegenheid konde geschapen worden, waar de wachthouders dan zich van een kom koffie en een half … zittend konden voldoen, en ik overtuigd ben, dat dit de gevoelens van de bewoners van deze streek in het algemeen is, zo hoop ik en vertrouw ik, dat deze billijken klagt mag veranderd worden.
Hierop eenig antwoord terug verwachtend, heb ik de eer te tekenen
Uw vriend
H.W. de Blocq van Scheltinga
Pauwenburg den 21e Dec. 1828